Bron: Cobouw
De strafzaak tegen de Hoornse bouwambtenaar J. A. moet worden overgedaan als gevolg van een blunder van het gerechtshof in Den Haag. Dat heeft de Hoge Raad bepaald.
A. werd vorig jaar april door het Haagse hof tot tien maanden cel veroordeeld wegens ambtelijke corruptie.
De Hoge Raad vernietigde deze week die uitspraak, omdat het gerechtshof onvoldoende heeft uitgelegd waarom het verweer van A. op sommige punten terzijde is geschoven. Het wetboek van strafvordering schrijft voor dat rechters hun overwegingen altijd uitgebreid motiveren.
De advocaat-generaal bij het hoogste beroepscollege van ons land concludeerde eerder al dat “het hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang”.
De voormalig directeur gemeentewerken van Hoorn heeft altijd ontkend dat hij zich heeft laten omkopen door bouwbedrijven.
A. gaf weliswaar herhaaldelijk toe dat zijn dochters gebruik hebben gemaakt van een Amsterdams appartement dat op naam stond van een Koop-dochter, maar dat gebeurde zeker niet kosteloos. Volgens hem was de huurprijs al verdisconteerd in de verkoopprijs van de woning. De ambtenaar verkocht het appartement in 1997 immers voor enkele tienduizenden guldens onder marktwaarde aan de bouwer.
Onwaarschijnlijk
Het hof legde dat verweer uiteindelijk naast zich neer, maar ‘vergat’ uit te leggen waarom. De Hoge Raad restte daarom niets anders dan de hogerberoepszaak terug te verwijzen naar het hof in Den Haag. Die zal A. met het schaamrood op de kaken opnieuw moeten berechten. Wanneer de zaak op de rol komt, is nog niet bekend.
Volgens juristen is het onwaarschijnlijk dat de blunder van het Haagse gerechtshof tot intrekking van de zaak zal leiden. Strafvermindering behoort wel tot de mogelijkheden.
Het is niet de eerste keer dat een strafzaak tegen een van corruptie verdachte bouwambtenaar stroef verloopt. De Rotterdamse rechtbank veroordeelde drie jaar terug rijksambtenaar J. van der W. tot een werkstraf van 240 uur. Het hof sprak de man echter een jaar later vrij. Ook het proces tegen rijksambtenaar J.J. eindigde in hoger beroep in vrijspraak.
In beide gevallen oordeelden de rechters dat er onvoldoende bewijs was voor omkoping door aannemers.