HOORNGIDS COLUMN | Betekenis ligt soms niet voor het oprapen, maar zit vaak verscholen in het alledaagse. Neem de zwerfkeien op het Hoornse stadsstrand: voor de een zijn het slechts massieve stenen, voor de ander roepen ze vragen op. Twee Hoornse raadsleden kwamen in het nieuws met het wensdenken dat deze keien ooit deel uitmaakten van een hunebed. Hun enthousiasme leidde tot ideeën om daarvan een reconstructie op te bouwen op het stadsstrand, het plaatsen van een informatiebord en zelfs het terugbrengen van enkele keien naar Drenthe. Maar zoals zo vaak met wensen, kwam de droom snel ten einde. Een geoloog, verbonden aan het Hunebedcentrum in Drenthe, concludeerde: ”Er liggen geen stenen afkomstig van een hunebed in Hoorn.” Houdt het verhaal daarmee op? Nee, misschien begint het dan juist pas.
De hoop van de raadsleden dat ze een hunebed hadden gevonden aan de rand van het Markermeer, roept iets op dat groter is dan de stenen zelf. Wat maakt iets waardevol? Een hunebed zou de keien met zijn mysterie meteen een plaats in de geschiedenis geven. Maar wat als blijkt dat dezelfde stenen ‘slechts’ werden gebruikt voor dijkversterking? Worden ze dan ineens minder waardevol? Als we door deze schijnbare teleurstelling heen kijken, ontdekken we iets anders: de onzichtbare geschiedenis van de handeling zelf.
De Hoornse stenen maken dan wel geen deel uit van een monumentaal grafmonument, maar ze vertellen een ander verhaal. Rond 1730 werden de zwerfkeien, afkomstig uit Drenthe, naar Hoorn gebracht om de dijken te versterken. De houten zeewering, die tot dan toe het stadje moest beschermen, was verwoest door de vraatzucht van een klein maar vernietigend beestje: de paalworm. In die tijd bestonden er nog geen beton of asfalt. Het enige beschikbare harde materiaal waren de keien die in Drenthe werden verzameld en verhandeld. Zo zijn deze zwerfkeien met scheepsladingen naar Hoorn en de omliggende regio gebracht voor dijkversterking.
De stenen getuigen dus van de praktische vindingrijkheid om een stad als Hoorn te beschermen tegen de bedreigende krachten van het water. Dit is geen verhaal van magie, maar van de menselijke conditie in zijn meest elementaire vorm: veerkracht, aanpassing en overleving.
En toch willen we altijd méér. Het idee dat de stenen onderdeel zouden kunnen zijn geweest van een hunebed is een poging om deze alledaagse objecten te plaatsen in een groter kader. Zonder dat grotere geheel blijven de stenen enkel stenen. De Hoornse raadsleden zetten zich daarom in om de keien meer waarde te geven. Ze dromen ervan om enkele stenen terug te brengen naar Drenthe, misschien naar het ’oerpark’ van het Hunebedcentrum, waar het verhaal van hun bijzondere reis kan worden verteld.
Blijkbaar zijn de Hoornse keien pas interessant als wij ze plaatsen binnen een historisch perspectief dat voor ons beduidender is. We willen geen graniet dat zomaar op het strand ligt; we willen verhalen die ons verbinden met een verleden, met iets buiten onszelf. Maar het echte verhaal van de zwerfkeien, die via Drenthe hun weg vonden naar Hoorn voor dijkversterking, biedt precies dat: een brug tussen toen en nu, tussen regio’s, tussen mens en natuur.
Is die constructie niet zelf een hunebed? Een bouwwerk van gedachten, samengesteld uit stenen van verbeelding, waarin wij als mensen kunnen schuilen om de chaos van het bestaan te ordenen? Misschien gaat het uiteindelijk niet om de vraag of deze keien ooit deel uitmaakten van een prehistorisch monument, maar om het besef dat wij, als mensen, altijd bezig zijn stenen te stapelen – zowel letterlijk als figuurlijk – om onze plek in de wereld te begrijpen.
Misschien is het de reis die de stenen hebben afgelegd die hun waarde bepaalt, zowel fysiek als in onze verbeelding. Zoals bij elk verhaal draait het uiteindelijk niet om het doel, maar om de duiding die wij er onderweg aan geven.
De Hoornse keien zijn dus meer dan zomaar stenen. Ze maken deel uit van onze voortdurende zoektocht naar betekenis in een wereld die ons die zelden zomaar geeft. Zo stapelen we onze verhalen, steen voor steen, in de hoop dat we ooit een hoogte bereiken van waaruit we het grotere geheel zullen zien.
Foto: Aangeleverd