HOORNGIDS | Kerstmis is altijd een bijzonder feest op school. Ook de kinderen voelen dat aan. Als ik in de gang loop en een collega van de bovenbouw tegenkom, zeg ik dan ook: ”Wat een lekker sfeertje hé?” ”Hoe bedoel je?”vraagt hij. ”Nou zo lekker sereen, een echt kerstsfeertje” definiëer ik verder. ”Kom maar even bij mij luisteren” nodigt hij uit. Ik loop met hem mee naar zijn klas en hoor op flinke afstand al wat hij bedoelt. Het is echt een groot verschil. De kleuters zijn duidelijk onder de indruk. Van elkaar, - zij zijn ook zo mooi aangekleed- van de kaarsen en de gedekte tafels. Van de meesters en juffen, die er ook al zo deftig uitzien. En het is natuurlijk helemaal spannend als je in het donker ’s avonds naar school gaat. Om zes uur begint ons kerstdiner.
De gordijnen zijn dicht geschoven, dat geeft nog meer gezelligheid en het voorkomt, dat de kinderen te veel worden afgeleid door - in dit geval letterlijk - buitenstaanders.
Groep 7 heeft het zo te zien ook heel gezellig. Ik zie tenminste allemaal lachende gezichten. Zij hebben duidelijk veel plezier. Klaas-Jan, mijn collega, ziet echter meteen dat het het verkeerde soort plezier is. Treiterlol! Er is een glas jus d’orange omgevallen over de nieuwe rode jurk van Mirjam. ”Zie je wat ik bedoel?” vraagt hij. Ik zie en hoor het en ga weer terug naar mijn eigen klas.
Daar zijn ondertussen de tongen ook wat losser geworden, maar het staat niet in verhouding met het volume van groep 7. Alles loopt en is hier gesmeerd met dank aan de hulpouders, want als je vier bent, is het best wel moeilijk de boter een beetje redelijk verdeeld op je broodje te krijgen.
De emmers met water die op het aanrecht klaaar staan, hoop ik niet te hoeven gebruiken.
Rond zeven uur zie ik steeds meer handjes in oogjes wrijven, alhoewel zij om beurten luidkeels verkondigen nog helemaal niet moe te zijn. Normaal liggen zij rond dit tijdstip al in bed. Er wordt ook niet zoveel meer gegeten. De schalen zijn nog meer dan half vol. Het komt dan ook goed uit, als er vanuit de bovenbouw een tekort aan brood wordt gemeld. Als ik even later met wat schalen die kant op loop, hoor ik van verre al gescandeerd geroep. ”Baby-baby baby”.
Ik betwijfel ten zeerste of zij hiermee het kerstkind bedoelen.
Bij de toiletten zie ik Klaas-Jan met een rood hoofd in de weer met een panty en wat wasmiddel.
”Wat nou? Heb je huiswerk mee gekregen?” vraag ik grijnzend. Met een gezicht van ”Praat-me-er-niet-van” mompelt hij: ”Echt de ware kerstsfeer hier hè?” Ik begrijp, dat Mirjam onder vuur ligt.
Toen zij zag dat de natte schoongemaakte jurk haar witte panty helemaal rood kleurde, kon zij haar tranen niet bedwingen en de meeste jongens van 11 kunnen daar nog niet mee omgaan. Dus dan doe je maar stoer. Dat is wel zo veilig. Klaas-Jan staat ondertussen weer in zijn groep en ik troost Mirjam met het vooruitzicht, dat haar moeder en wat bleekwater een ijzersterk koppel zullen vormen.
”Soms zijn jongens stom!” en verbeeld ik het mij of ligt er echt wat meer nadruk op het woordje ”soms”.