Video: klik_hier
Op 28 december 1977 verhuisde ik van een halve woning in de Oosterburgerdwarsstraat naar een ruime 3-kamerflat in Amsterdam-Zuidoost, die we toen nog gewoon De Bijlmer noemden.
Mijn vader en moeder kwamen mij de hele dag helpen en dàt had mijn moeder in het dorp waar zij woonden verteld aan verschillende winkeliers:
‘Extra luxe broodjes bakker, want we gaan onze zoon verhuizen! Hij gaat op 18-Hoog wonen!’
‘Achttien hoog? Dat ze zo hoog bouwen! Het is wat tegenwoordig.’
Of tegen de slager: ‘Ik ga maar flink wat gehaktballen maken. Onze zoon gaat verhuizen! Achttien hoog!’
‘Achttien hoog? Ja het was altijd al een aparte jongen hè!’
Wat mijn moeder tegen de kruidenier heeft gezegd weet ik niet, maar ook die was op de hoogte. Net als al die andere mensen bij de kassa.
Ik ging inderdaad hoog wonen, op de bovenste etage van een torenflat. Prachtig uitzicht richting Weesp. Ik was heel blij met mijn nieuwe onderkomen. In de wolken zo gezegd. Alles kon in de lift, behalve de oude kerkbank. Die moesten we 36 trappen omhoog sjouwen.
Na een dag hard werken en een heleboel lekkere broodjes bal, gingen mijn ouders weer op huis aan. Rond een uur of elf kwamen zij thuis en zagen dat het glas uit de achterdeur was gesneden. Het stond netjes tegen de muur. Eenmaal binnen kwamen ze tot de ontdekking dat er was ingebroken. Alles van enige waarde was gestolen. Van de losse centrifuge in de keuken tot en met de naaimachine die op de tafel in de achterkamer had gestaan, de platenspeler met boxen, de elpees, het koperen bordje op de schoorsteenmantel…alles.
De vloer lag bezaaid met de inhoud uit de diverse ladekastjes. Het dieventuig had alles omgekieperd om te kijken of er nog iets van hun gading tussen gezeten had. En dat was zo: huishoudportemonnee, zonnebrillen, sieraden, gewoon alles wat je eventueel maar zou kunnen verpatsen. Ook op de bovenverdieping waren alle kasten leeggehaald.
Op de beddensprei stonden twee smerige voetstappen. Ze waren op het bed gaan staan om een schilderij van de muur te halen. Bij de naaste buurvrouw lag een politieman in de kost. Die werd er bij geroepen!
Ja ze hadden wel een busje zien staan, en er liepen mensen in en uit, maar ja Jan-Simon ging verhuizen dus dachten ze dat het daar mee te maken had. Ook de buren van een paar huizen verderop werden er bij geroepen. Trees en Geert wisten niet wat ze zagen. Mijn moeder: ‘Ze hebben op het bed gestaan!’
Geert werkte bij de krant. ‘Die lui moeten hebben geweten dat jullie de hele dag niet thuis waren!’ Hij schreef een stukkie over mensen in Groet van wie de inboedel was gestolen! Over mensen die geen inboedelverzekering hadden want ach…ze hadden toch niets van waarde.
Er kwamen veel reacties op dat artikel in de krant. Mensen begonnen anoniem geld te sturen. Geert regelde alles. Op een gegeven moment overhandigde hij mijn vader en moeder een flink bedrag. ‘Van de lezers van de Alkmaarsche Courant.’
Mijn ouders konden een nieuwe stofzuiger kopen, en een strijkplank en een strijkbout, een pick-up, en zelfs een nieuwe naaimachine.
Nooit hebben ze geweten wie hun weldoeners waren. Alleen Geert wist dat. Hij had van de gevers het adres en is hen hoogstpersoonlijk allemaal een bloemetje gaan brengen.
Uit naam van de dankbare gedupeerden.