COLUMN
LANG LEVE DE STADSKROE…
O, WACHT… GOFFERDOMME!
HOORN - Half april aanstaande stoppen Adri Braakman en Marijke Fonk hun exploitatie van De Stadskroeg aan het Hoornse Kerkplein. Adri heeft dan veertig jaar als kastelein in dit café achter de kiezen. Morgenmiddag wordt stamgasten en buitenlui alvast gelegenheid geboden om, tijdens een te houden emo-veiling, een aandenken uit het kroeg-interieur te scoren. Een en ander vormde voor Ko Boos aanleiding om het hier volgende natte memoriam te schrijven.
Op geboorte staat de doodstraf, zo veel is zeker. Op 16 april aanstaande sterft een Hoornse kastelein als Hoornse kastelein. Na veertig jaar gastheerschap(!) van De Stadskroeg aan het Kerkplein laat Adri Braakman na die datum de pompen aan andere handen. Gewoon: omdat het op is. Omdat je tegen water niet kunt zeggen dat het droog moet blijven. Omdat… Nou ja: daarom.
Het doet zeer.
Het doet zeer om hier aan te kondigen dat morgen, zondag 17 maart, een veilingfeessie wordt gebouwd rond memorabilia uit de Stadskroeg-inventaris. Vanaf 17.00 uur brengt veilingmeester/toeteroloog Wouter Hakhoff de catalogus onder de hamer. De eerste tachtig kavels zijn hot. Waarna de ware fetisjist nog kan azen op de volgende zestig items. Voorschouw vanaf 15.00 uur.
Daarna draait de kroeg nog een laatste ereronde van ’n maand. Maar my good Lord: wat laten Adri en Marijke een gat achter. De nieuwe exploitant is weliswaar van plan om medio juni door te gaan onder de naam De Oude Stadskroeg, maar het zal nooit meer De Stadskroeg zijn. Tutter – de Braakman-bijnaam waarmee maar vier Horinezen hem mogen bejegenen - is er uit. Nooit meer in het holst van de nacht die imitatie van ’n jaren zestig-hijgstem-van-de-radio, die via de versterkers aankondigt dat het tijd is voor de natte kier. Nooit meer die herbergier die vanachter zijn toog met tamboerijn, drumsticks, schuimspanen, sambaballen, shaker, en castagnetten de muziek opzwepers geeft. Nooit meer die pratende skippybal op die kruk, die terloops meldt ‘…nog commando te zijn geweest’, wijzend op ’n achterlijk klein rood baretje tegen de wand.
Alles heeft zich er afgespeeld. Er is gehuild om alle tegenstellingen waar mensen nu eenmaal om janken: bij geboorte en overlijden, bij huwelijk en echtscheiding, bij weerzien en afscheid, bij overwinning en verlies. Maar er is vooral gelachen. Omdat iedereen er kwam. Met name tijdens de fameuze jazz-middagen op zondag, toen de herberg jarenlang bekend stond als De Occasionhal. Van heinde en verre kwamen dan de vrijgezelle stieren skrapend voor het damhek staan. Ook hullie die door de week niet eens zo dzjèzzereg waren. Ze waren op flort naar leuke loslopende vrouwtjes met skappe tot zeuns toe. (= Westfries: een ‘schap tot zoons toe’ is een décolleté dat zich verdiept tot het zoonpunt van het kruisteken.)
Er kwamen maatpakken en tuinbroeken, brillen en toupetten, walrussen en lantaarnpalen, getatoeëerde Jerommekes en natte kranten. En iedereen had recht op de mening van iedereen. Als iemand beweerde dat Moby Dick een venerische ziekte was, dan was dat zo. En types die na het pissen zonder handen wassen een klauw pinda’s uit een bakje schepten terwijl ze Sartre citeerden, die had je ook. Gewoon: volle bak uit het volle leven. En dan kun je wel zeggen: ‘Ja, maar dat heb je toch in elke kroeg?’ Waar. Maar geen enkele kroeg is De Stadskroeg. We hebben het over de zweer, meneer.
Goed. Adri en Marijke voegen vanaf nu nog ’n maand lang ’n aantal korrels aan het zandkasteel toe. Daarna spoelt de vloed van de tijd een nat begrip naar de droge herinnering. Morgenmiddag breken milking moments aan. Komt allen. Koop iets tastbaars voor thuis. Iets, dat voor je gevoel alles aankleeft wat ooit ‘jouw Stadskroeg’ was. Gofferdomme.
Ko Boos