HOORNGIDS | De Krokusvakantie is ten einde en de meeste kinderen komen weer blij naar school. Maar niet alleen de kinderen. Ook de meeste ouders zijn opgelucht dat de schooldeur weer open staat. In de eerste plaats voor de kinderen zelf, maar ook heel vaak hoor ik een papa of mama zeggen: “Nou Riet, hier istie weer hoor. Blij dat de vakantie weer voorbij is!”
Als de kleuters elkaar uitgebreid hebben begroet en bekeken, zoeken zij een stoeltje in de kring en wachten op wat er komen gaat. Het ligt in mijn bedoeling om het over de vakantie te hebben maar eerst moet de absentielijst nog even worden ingevuld. Ik noem de namen van de kinderen, die al of niet aanwezig zijn en vervolgens “Ja juf” zeggen of een stilte doen vallen. Soms is diegene even aan het wegdromen maar als ik de naam herhaal, komt er alsnog een reactie, vaak vergezeld van een. “Au, niet doen”-opmerking richting de porrende buurman of buurvrouw. Maar soms blijft het echt stil en zet ik een z van ziek in de lijst. Bijna altijd wordt er wel gebeld over een ziek kind. Als dat niet het geval is, bel ik even naar één van de ouders. Dan weet ik zeker dat er geen kleutertje ergens langs de slootkant staat. Alle kinderen zijn vandaag aanwezig maar ik zie opeens dat onze jongste kleuter Harley-David, -die net een paar weken bij ons op school zit- in een onderonsje is verwikkeld is met een paar klasgenootjes en daarbij niet echt blij kijkt. Sterker nog, het huilen staat hem nader dan het lachen. Op mijn opmerking, “Harley, wat kijk je verdrietig, wat is er aan de hand?”, barst hij in tranen uit en zegt snikkend: “Ze zeggen allemaal dat ik een motor ben”. “Ja,” zegt Alex, “want mijn vader heeft een motor, en die heet ook Harley Davidson”. Ja, dat is wel gek, vinden de andere kleuters ook. Ter plekke besluit ik om het gespreksthema te veranderen in de vraag “Waarom heb je eigenlijk een naam?”. Als ik dat in het algemeen aan de kinderen vraag, weet Frederik-Jan wel waarom. “Nou, anders zou iedereen kind heten en dan weet je niet wie er bedoeld wordt”. “Heel goed, Frederik-Jan” prijs ik hem. “Maar hebben dan alleen kinderen een naam of hebben grote mensen ook een naam?” Ja, grote mensen hebben ook een naam. Daar is iedereen het wel over eens. Ik wil wel eens even kijken of alle kinderen het begrip “Naam” kennen. “Weet je wat? Ik wil wel eens weten hoe jullie mama heet”. Eén voor één vraag ik de naam van hun moeder en omdat ik de voornaam van alle moeders ken, is het voor mij makkelijk te controleren. Sommige kleuters moeten iets langer nadenken maar worden soms door andere kinderen op de juiste naam gebracht. Als ik aan Annika de naam van haar mama vraag, zegt zij stralend - blij dat zij het ook weet - “Moppie”. “Heet jouw mama Moppie?” vraag ik nog even door. “Ja, want dat zegt papa altijd tegen haar.” “Goed zo Annika, knap dat je dat weet”.
Ik klap mijn boek waarin ik zulke testjes opschrijf weer dicht en zeg: “Wat een prachtige namen allemaal” waarbij ik mij toch afvraag of het verstandig is een kind Harley-Davidson als voornaam te geven. Wie het weet mag het zeggen. Mijn naam is Haas.