HOORNGIDS COLUMN | Riet heeft jarenlang voor de klas gestaan op de basisschool. Het liefst werkte zij met kleuters in groep 1 en 2. Ze heeft opgetekend wat ze zoal met de kinderen heeft meegemaakt. Om de 4 weken leest zij een kleutercolumn voor in haar programma ’Ter leering ende Vermaeck’ op maandag van 11 tot 12 uur.
Het is vrijdag. Het einde van de week, en het einde van de maand februari. Al heel wat donkere dagen achter de rug en je kunt aan de kinderen merken, dat dat heel wat energie kost. Maar wij gaan op naar het licht. Het is niet meer donker als de school om tien voor half negen de deuren opent. Een vrolijke aankondiging van de komende lente is het Carnavalsfeest en verkleed naar school gaan, is wel een heel speciale gebeurtenis.
Ruim van tevoren zijn de kinderen al op school en natuurlijk zijn zij ongeduldig. In de mooiste creaties komen zij binnen. Veel meisjes hebben de kans aangegrepen om een dag als prinses, bruid of verpleegster door het leven te gaan. De meeste jongens zijn en voelen zich Batman, boef of cowboy. Hoe bedoelt u, rolbevestigend?
Het bont gekleurde gezelschap is nog maar net binnen of er barst een gigantische regenbui los. In zeer korte tijd is de zandbak veranderd in een zwembad en de speelplaats doet daar nauwelijks voor onder om over het grasveld maar te zwijgen. “Oh jee, de optocht en het buitenspelen kunnen wij dus wel vergeten”, schiet het door mijn gedachten. En de kinderen zijn al zo druk. Er komt vast nog meer weersverandering. In een kleuterklas heb je daar echt geen barometer voor nodig.
Als er anderhalf uur gedanst, gehost en gefeest is en de kinderen steeds wildere spelletjes gaan bedenken, wordt het tijd voor een verhaal. Als ik de gang op loop om het voorleesboek te pakken, kom ik mijn collega tegen. In een knalrood glimmend pak en met een dito hoofd doet zij de zeventiende polonaise. “Hoe lang moeten wij nog?”, vraagt zij grijnzend in mijn richting. “Nog een klein kwartiertje” antwoord ik troostend “en daarna mag je nog 4 dagen doorgaan”. Haar gezicht spreekt boekdelen en wij denken allebei het zelfde. “Wij hoeven niet meer. Wij hebben onze lol al weer ruimschoots gehad. Alaaf!